Michiel Korthals

Voedselbos: eerst geven, later krijgen

Een voedselbos draagt niet alleen bij aan biodiversiteit en levert een mooie duurzame vorm van voedselproductie, maar het is ook een cultureel voorbeeld van wat samenwerking tussen heel verschillende partners vermag.

Sommigen ecologen noemen die samenwerking uitruil- of marktgedrag, anderen spreken over zorg en mutualisme. Ik zelf geef de voorkeur aan ‘voor wat hoort wat’, een vorm van samenwerking die niet te vergelijken is met marktgedrag omdat hierbij de eerste handeling één is van geven van voeding en communicatie en pas in tweede instantie van nemen. Hierbij is wat gegeven wordt nooit precies afgemeten ten op zichtte van wat genomen wordt, immers de organismen hebben niet een weegschaal of een rekenmachine bij de hand.

Vanzelfsprekend zijn er ook organismen die de boel proberen te flessen, en meer nemen dan ze geven. Maar in het algemeen zijn er overal allerlei vormen van coöperatieve associatie en wederzijdse samenwerking (mutualismen).

Bij een voedselbos moet je met de plaatselijke natuur meewerken, en onderzoeken wat die op een bepaalde plek het beste kan. De plek is bepalend, niet algemeen ideeën van elders, hoe belangrijk ook. Want overal zijn ecoprocessen verschillend, omdat ze op de plek waar ze zich afspelen al jaren zich aangepast hebben. Ze hebben die plek ook al gedeeltelijk naar hun hand gezet. Wat er in een voedselbos moet staan is dus heel afhankelijk van de plek. Natuurlijk is er de algemene regel van de zeven lagen, van laagkruipend tot hoog windbescherming gevend. Maar verder kan gekeken worden naar wat op min of meer gelijke plekken elders groeit, en of die organismen ook op je uitgekozen plek groeit. In voedselbossen gaat het dus niet uitsluitend om traditionele planten, hoe belangrijk het ook is om daarnaar te kijken.

Anders dan bovengronds, verteren veel organismen ondergronds voedsel extern plaats, hun maag ligt dus buiten hun cellen. Ze verteren plantaardige resten en mineralen door deze extern te bewerken met chemische stoffen. Bij die externe bewerking hebben ze input nodig van bijvoorbeeld wortel vocht van wortels van planten. Hoewel predatie plaats vindt bij sommige meercelligen, is dat toch niet in het merendeel van de ondergrondse organismen het geval.
Onder onderzoek versta ik hier het uitzoeken hoe ondergrondse en bovengrondse processen kunnen samengaan. Voor mensen zijn bovengrondse processen makkelijker te onderzoeken, toch zijn die ondergrondse processen in wezen belangrijker. Daar vinden de specifieke interacties tussen microbiota, schimmelden bacteriën en mineralen plaats en wortels van planten. We moeten dus zoeken maar een optimale mis van levende en niet levende processen: water, lucht (zuurstof), mineralen, zijn steeds in concrete interactieprocessen bezig. Mensen moeten met hun belang bij voeding op die interactieprocessen inspelen, dus niet vernietigen, maar wel stimuleren in een richting die ook mensen uitkomt. Deze concrete samenwerking van ecosysteemprocessen is ook een ongelofelijk goed voorbeeld voor menselijke samenwerking.

Door Em. Prof. Michiel Korthals, auteur van
Goed Eten, Filosofie van Landbouw en Voeding (2018);
Eetbare Natuur. De essentie van landbouw en voeding (2021)